Overal
zie je stukjes bos, verspreid tussen tarwevelden. In het gehucht
Salle-les-Aulnay, bij een vierwegskruising, wuift een man me toe vanop
zijn bloemrijk terras. Vriendelijk steek ik mijn bourdon de hoogte in.
Ik zie de kerk rechts van me staan, maar het Compostelapaaltje wijst
naar links. Ik kijk verbaasd, maar de wuivende Fransman zegt dat ik de
pijltjes moet volgen. Dus...de camino volgen tot het bittere einde. Maar
de paaltjeszetters hebben hoegenaamd geen medelijden met pelgrims. Naar
rechts gaan, dus recht naar de kerk, had me 500 meter gekost.
Nu voeren de paaltjes mij in een wijde bocht rond het dorp om na 4 km
het dorpsplein te bereiken. In een bar vraag ik aan de patron of hier
iets voorzien is voor pelgrims. “Niets gestructureerd of
georganiseerd, maar er zijn wel mensen die pelgrims onderdak geven. Wend
je tot de mairie.”antwoordt de cafebaas in een soort Frans
vergelijkbaar met de taal die Gerard Depardieu gebruikt in de film “La
Source”. Ondertussen ben ik wel in de Charente Maritime, en de
Atlantische Zee ligt hier amper een 60 km vandaan. Je kan ze bijna
ruiken.
In de mairie krijg ik de stempel en het adres van Mevrouw Thuile, in de
Rue Porte de Saint Jean. ’t Is echter geen refuge, geen gite
d’etape, maar een chambre d’hote. Voor 20 EUR slapen en ontbijt, is
voor hetzelfde als “Frank, zoek niet meer verder !”
Ik was wel om 7.00 uur vertrokken te Melle en het was nu ondertussen
17.00 uur geworden. Tijd om te douchen, te eten en inkopen te doen voor
morgen.
Na morgen zit een derde van mijn tocht erop. Indien ik, zoals het
overgrote deel van de pelgrims, was vertrokken uit
Saint-Jean-Pied-de-Port had mijn pelgrimstocht er al opgezeten. En
nu....raak ik stilaan uitgeput. Eten...goed eten....huiselijke kost !
Da’s het grootste probleem.
Frank |