Zondag 27 april 2003: Poitiers - Lusignan

 ’t Is zondag vandaag, en permitteer mezelf om te blijven pitten tot 8.00 uur. Wat zou ik doen ? Rustdagje in Poitiers ? Ik heb het echt moeilijk om uit bed te komen. En ik worstel met verschillende ideeën. Rustdag. Toch stappen. Rustdag....maar hier een rustdag nemen, tekent in feite geen rust. Ik zou van hier naar ginder hotsen. Nog eens 28 euro voor dit hotel betalen, lijkt me wel wat veel. Ik besluit het er op te wagen en toch op stap te gaan. Gewaagd, want alle winkels zijn vandaag dicht. In mijn keukenkast zit wel nog het volgende: een vierdagen-oude pain au chocolat, een half Waldkornbrood van 3 dagen oud, een kipfilet van Erik (gebakken op Paaszaterdag, dus 8 dagen oud), 1 reep druivensuiker, een twee flesjes water (van de kraan) van 50 ml. En vooral....mijn enige troost in eenzame dagen : geen sigaretten meer. Ja, ik rook nog steeds ! Niets om fier over te zien, maar een goed troksken kan soms wonderen doen. Maar ook vandaag zal ik er niet aangeraken. De BAR-TABAC’s, de enige plaats om rookwaren te kopen, zijn allen dicht. Gelukkig heb ik wel nog mijn “Albert”, de pijp, en een half pakje tabak. Hiermee zal ik het de volgende twee dagen moeten rooien.
Om iets na 9.00 uur laat ik Poitiers achter me. Steden, hoe interessant ze ook mogen zijn, beginnen me steeds minder te zeggen. In een steden-mensenmassa voel ik mij nog eenzamer. Geef mij dan maar het “Acceuil Emmaus” van Naintré, met zijn bonte gezelschap van rare kwieten, mislukte clochards, en misnoegde immigranten (groen huis op de foto). Een stad, hoe historisch waardevol ze ook mag zijn, is dood. Oude gebouwen waar toeristen hun fotocamera op leegschieten. De boerderij van Naintré liep over van het leven.

Klik om te vergroten! Klik nadien op Vorige in werkbalk!

’t Wordt een tocht langs, meestal langs de drukke N10 en N11, met een klein ommetje langs Fontaine-le-Comte om er een oude abdij te bezichtigen. In het gastenboek laat ik er een boodschap achter voor alle achterkomende pelgrims. De N11 loopt door enkele bossen en ik zie mijn eerste “wilde” beesten : een uil, een vos, bosduiven, egels, boomkikkers, opnieuw een addertje (Raf & Erik !!) en nog meerdere gepluimde dieren. Helaas lagen ze allemaal dood langs deze drukke “route nationale”. Wel heb ik een levende reegeit kunnen gadeslaan die er alles aan deed om de N11 over te steken. Gelukkig voor het beest werd ze verhinderd door de afrastering, of het dier zou bij een gelukte poging geëindigd zijn als zijn collega’s die nu langs de weg lagen. In Coulombiers, 9 km van mijn voorziene eindplaats, zet ik me in het park op een bank. Ik eet er mijn laatste chocoladebroodje op en drink een slok water. Andere kousen worden aangetrokken, na een spuitbeurt met de Lut-spray. (Lut,...da’s echt goed !)
Ondertussen is het 13.00 geworden. Vanuit de “Salle des Fêtes”, naast het parkje gelegen, word ik door meerdere mensen aangegaapt. ’t Moet daar een feestje worden, want regelmatig stappen genodigden naar binnen met bloemen en geschenken. Ik drink nog een slok water en neem een druivensuikertje. Een pijpje stoppen kan ook het hongergevoel wegnemen. Meer en meer volk komt toe op het feest. Een oudere man, in grijs maatpak, komt naar me toegestapt. Ai... `k Zal zeker op het systeem van die gapende mensen

Klik om te vergroten! Klik nadien op Vorige in werkbalk!

werken ? `k Zal moeten verhuizen ? Maar nee hoor ! De man schudt me stevig de hand. Neemt mijn rugzak op en nodigt mij uit op het feest. Zijn echtgenote is 70 jaar geworden en zij wou niet dat ik daar alleen op die bank in het park bleef zitten. Ik bedank haar ...de tout mon cœur ! Het aangeboden aperitief (foto) smaakte net iets beter dan de slok water van daarnet. Meerdere genodigden komen naar die rare gast in zijn rode jas en bruine hoed kijken. Uiteraard moet ik uitleg verschaffen, maar de man van de 70-jarige Pierrette is enkele jaren geleden ook naar Santiago gestapt, en kan dus een mondje meepraten. Ik word zelfs uitgenodigd om mee aan tafel te zitten. Alhoewel ik honger heb, weiger ik beleefd. Ik moet nog 9 km afleggen en slaapplaats zoeken. Maar Pierrette’s man staat erop dat ik eerst wat eet. Maar de receptie is nog bezig. Hij neemt me mee naar de keuken, waar een Franse Australiër me twee borden had klaargemaakt met een koud slaatje en een mengeling van meerdere vleessoorten. Er wordt zelfs een fles rode wijn bijgezet. De twee borden worden met veel smaak leeg gegeten, de fles wijn laat ik begrijpelijk half vol. Na deze onaangekondigde maaltijd neem ik afscheid van de jarige Pierrette en bedank haar voor “Nodig eens een eenzame pelgrim uit !”. Ik wens haar nog zeker meer dan 30 jaar met de belofte om de genomen foto op te sturen als aandenken.
In Lusignan moet je eerst nog een serieus klimmetje doen vooraleer je aan de kerkdeur kan komen. De grondvesten van deze kerk dateren uit de 11-de eeuw. Het gangpad naar het altaar is reeds zodanig uitgesleten dat je goed moet opletten waar je je voeten plaatst.  Recht tegenover de kerk staat een meer dan 500 jaar oud houten huis : een juweel van vakwerk uit die tijd.  ’t Is dus zondag en mijn grootste probleem van vandaag is dus niet de klim naar het dorpsplein,maar het zoeken van een slaapplaats in dit stadje van nog geen 3000 inwoners. Op de Avenue de Poitiers had ik reeds een gesloten hotel gepasseerd. Net buiten het stadje was er nog een hotel, maar voor mijn budget peperduur : 89 Euro. In de kerk had ik het adres gevonden van de verantwoordelijke van de catechese : Arlette Portier. Helaas was die niet thuis. Dus...terug naar de kerk. Aan een dame die uit de gemeentelijke bloembakken haar eigen thuisboeketje aan het samenstellen was, vraag ik naar de pastoor. Die woont achter de kerk. Ik slenter dus wat rond die kerk. Nergens zie ik een verwijzing naar de pastorij. Opeens komt in een gloednieuwe Citroen C3 een man aangereden en parkeert hem onder een van de platanen. Ik vraag hem of hij de pastoor kent en waar die woont. Hij gniffelt, steekt een zelfgerolt sigaretje op en kleur rood tot achter zijn oren. “Ben ikzelve !” antwoordt hij en neemt me mee naar binnen. Zijn zwart keeshondje is in alle staten. “Il n’est pas méchant” en père Robert Limousin werpt hem een hondenbrokje toe. Opnieuw stel ik dezelfde vragen. Tampon OK. Slapen, dat is een ander hondenbrokje. “Pas facile, c’est dimanche, mon cher pelerin !” Père Robert doet een telefoontje naar het “maison de retraite” die ooit een winterkamer voor clochards hadden. Aan de receptie kunnen ze niet direct toelating geven. De directie beslist ! Ze beloven terug te bellen. Het wachten duurt lang en Père Robert is niet wat je een spraakwaterval kan noemen. Zijn zondagspreken moeten dus echt kort zijn. Wij wachten samen in alle stilte. “Pas facile de trouver quelqu’un, c’est dimanche, n’est pas !” mompelt Père Robert, zijn ondertussen bruin en nat geworden sigaretje opnieuw aanstekend.
Het wachten op een telefoontje van de directie duurt Père Robert te lang. Hij belt naar een zekere Pierre. Die zal me komen ophalen. Na een kwartier is hij er. Pierre neemt me mee, bij hem thuis. Hij en zijn vrouw Nicole hadden vijf kinderen, die nu allen het huis uit zijn, en ze hebben wel een plaats voor mij : de slaapkamer van de zoon-archeoloog. De kamer ligt vol vondsten. (foto: Pierre en Nicole) Om 19.30 uur krijg ik soep, bloemkool met brood en daarna de traditionele kaas. Een glaasje wijn. Een stukje chocolade. Een Pineau de Charente. Ik moet veel eten en drinken, probeert Pierre me te overtuigen. Een volgende glaasje Pineau laat zich smaken.

Klik om te vergroten! Klik nadien op Vorige in werkbalk!

Na het eten wordt vooral over de parochie gepraat. Beiden willen weten wat ik zoal doe in de parochie. En ik voelde het echt aankomen. Uiteindelijk komt de aap uit de mouw. Pierre en Nicole zijn zowat de kerkfabriek van Lusignan. In alle openheid wordt over het parochiaal leven van Lusignan en Mere gepraat.

Later op de avond, bij een glaasje Cognac, haalt Pierre boeken en landkaarten boven over de “Chemin de Saint Jacques”. Zelf zal hij over enkele jaren ook de tocht doen en is daarom nu aan het voorbereiden. Je volgende stop is zeker Melle, vraagt hij heel geïnteresseerd. Ik knik. Uit zijn parochiale boekentas neemt Pierre een boekje met nuttige gegevens binnen zijn schutkring. Via de telefoon wordt met Père Jacques Lefevre mijn volgende slaapplaats in Melle min of meer geregeld. Als ik er geraak tenminste : 34 km ! Mijn beide hielen zien rood, gloeien en doen pijn bij elke aanraking. Ik trek naar mijn slaapkamer en bewerk, vóór onder de wol te duiken, mijn beide hielen nog eens met de Ice-gel. Afwachten hoe ze er morgen uitzien en aanvoelen.

Frank

Vorig Terug naar dagboek Volgend