Maandag 26 mei 2003: Nájera - Santo Domingo de la calzada

Vandaag 22 km. Dus hebben we afgesproken om het vandaag vrij rustig aan te doen. Om 4.50 u zijn de eersten weg. Wat hen in godsnaam bezighoudt en drijft, om zo vroeg te vertrekken, kan ik niet begrijpen. Ze doen zeker geen 50 km, want vanavond zien we ze opnieuw in dezelfde refuge.
We lagen dus met 68 op één slaapkamer of dormitoria. Alles dooreen. Mannen en vrouwen, oude en jonge. ´s Morgens ontdek ik dat Sarah, de Amerikaanse van Washington, met haar voeten tegen mijn voeten lag. Als we ons beiden bijna gelijktijdig rechtzetten, moeten we lachen. Er volgt een "Hey Frank, how are you ?" Ik groet terug en zeg er meteen bij "I don´t feel like walking today !"  Vele pelgrims klagen over pijnlijke, opgezwollen voeten. Waarschijnlijk zit de kasseiweg van gisteren er voor een groot stuk tussen. Zelfs de goed geoefende Fransman Michel klaagt steen en been. (Hij doet de camino als vredestocht voor de Tsetsenen.)
In de keuken, waar plaats is voor vier, is Roland er in geslaagd ons een plaatsje te versieren. Ongewassen, door gebrek aan voldoende douches, slurpen we onze kookhete oploskoffie op. Een stuk stokbrood, wat smeerkaas en enkele vijgen zijn het ontbijt. Jean biedt me een stuk chorizo (pikante Spaanse worst) aan en ik moet meteen aan Etienne van Lieve Bontinck denken. Vandaag stappen we immers naar Santo Domingo, en daar heeft Etienne niet zo een beste herinneringen aan. Dat stukje worst van 5 cm zal me, beste Etienne en Lieve, de hele dag aan jullie doen denken. Iedere keer als ik gerommel in de maagstreek voel, of een iets lagerstuwend gevoel zich opdringt, krijg ik schrik..... Maar de dag is goed verlopen.

Als één van de laatste zetten we om 8.00 uur onze wandelmachines in werking. Net voorbij Nájera wandelen we door de "terra rossa", rode aarde, die me soms aan de Rocky Mountains doet denken. Het is vrij koud en de hemel ziet er vervaarlijk uit. De wolkenformaties zijn echter onooglijk mooi. Je kan ze bijna vastnemen. We lopen op een plateau, met rechts van ons het Cantabrisch gebergte, waarvan de toppen verscholen liggen onder een grijszwart, schaapachtig wolkendek. Het uitzicht hier is weids, met aan de horizon steeds wisselende wolkenbanden die als legerscharen gestaag over onze hoofden trekken. Tussen die legerscharen verschijnt dan plots de zon die een goudkleurig licht over een afgelegen dorp werpt. Hier geen lintbebouwing, maar een kerk met daarrond uitdeinende huisjes. De dorpjes lijken net eilandjes van wit en rood, in een oceaan van groen. Groen van de tarwevelden en wijngaarden. Rood van de daken, en wit van de gekalkte muren.  Onze weg slingert zich als een slang tussen de uitlopers van de Pyreneeën en brengt ons na kilometers aan de rand van Santo Domingo, een kleine stad, waarvan de kerktoren hoog uitsteekt over de oude huizen. Een kerk als een lichttoren. Daar moeten we heen.
We slapen vannacht in het klooster van de Cisterciënzen uit de 17de eeuw. Het onderdak is "donativo", en d.w.z. dat je geeft wat je wil of kan. Over 24 km hebben we iets meer dan 6 uur gewandeld. Alles bijeen, een vermoeiende etappe.
In een restaurant slagen we er in om 15.10 u nog eten te krijgen, omdat we dit beter vinden dan "a los ochos". Nu eten is beter dan om 8 uur want dan moeten we ons bed met een volle maag opzoeken en meestal belooft dit geen goede nachtrust. De drie oude mannen nodigen zelfs nog een jong Duits meisje, Heike, uit om mee aan tafel te zitten.

Na het middageten shoppen we in een supermarkt. Jean, dus ooit kok geweest, gaat een stoofpotje van witte bonen en kippenworst maken. Het flesje Rioja zal echter veel goed maken.
Tijdens ons avonddiner van onze Franse caussolet zit een 35-jarige Hongaarse mee aan tafel. Ze spreekt wat Engels, maar eigenlijk moest onze Karel hier geweest zijn om vertaler-tolk te spelen. Ze is zangeres in een kerkkoor en wij vragen om wat te zingen. Wondermooie stem. Als laatst zingt ze "Ik zeg je geen vaarwel mijn vriend.", en elk van ons zingt mee in zijn eigen taal. Een canon gezongen in het Hongaars, Frans, Letzeburgs en het Vlaams. Een magisch moment in de tuin van de Cistercienzer-zusters.

Frank

Vorig Terug naar dagboek Volgend