Dinsdag 17 juni 2003: Palas de Rei - Arzua

Om 4.00 uur word ik wakker, badend in het zweet. Heb ik misschien gedroomd ? Een nachtmerrie ? Ben ik bang van de volgende zware etappes ? …. Nee, de oplossing werd me al snel duidelijk toen ik naar de badkamer ging. Alhoewel het zeer warm was, en we met 26 op een te kleine kamer sliepen, heeft toch iemand het lef gehad om alle vensters stilletjes te sluiten. Er hangt een plakkerige, zwoele, zuurgeurige warmte in de kamer. Persoonlijk verdenk ik één van de Spaanse of Braziliaanse furies. Al bezitten vele van deze dames overdag een zuiderswarm temperament, tijdens de nacht koelen ze duidelijk te snel af. Als een ballerina loop ik op mijn tenen de kamer rond, en open alle vensters. Een koele Gallicische bries vult het dortoir met een licht eucalyptisch aroma dat beter ruikt dan de geur van tientallen pelgrims doordrenkt van het zweet,  de verluchtende schoenen onder de bedden, drogende wandelkousen en T-shirts aan de bedsponden, de lichaamsontsnappende gassen,….
Er stond een zware toch op het programma. 30 km in het hoogvochtige landschap, steeds bergop en bergaf. Na de meseta tussen Burgos en Leon, is geen enkele etappe volledig vlak geweest. We starten vroeg, zonder ontbijt. Net als gisterenochtend miezert het. Gallicië heeft duidelijk geen zin om zijn prachtig landschap ’s morgens reeds ten toon te spreiden. Opnieuw heeft de zon uren nodig om de mist weg te werken, maar dan ontplooit zich een lichtglooiend, groen panorama. Enkele kleine dorpjes liggen verspreid tussen akkervelden, wijngaarden en bossen. Afwisselend eiken- en eucalyptusbossen. Vooral deze eucalyptusbossen verspreiden die typische zuiderse geur. Een bronchitiskuur, gratis aangeboden door moeder natuur. Die eucalyptusbomen zijn kaarsrecht, hoog, schorsverliezend en hun vruchtappels liggen her en der verspreid. Een tiental mooie exemplaren van deze vruchten raap ik op. Thuis  proberen we er wel een bosje uit te kweken.

Klik om te vergroten! Klik nadien op vorige in de werkbalk!

Het duurt tot Furelos eer we een albergue vinden, 400 meter buiten de pelgrimsweg. Het is middag en er staat reeds 15 km op de teller. Onze magen zijn duidelijk aan nieuwe brandstof toe. Een Gallego-broodje met één van hun typische kazen, gaat er als zoetekoek in. Het Gallego-broodje kan ik best omschrijven als twee sneden brood met een diameter van een halve meter. Zoals vroeger bij ons te vinden was. In mijn dialect, het Overmeers, noemt men het een “kerrewiel”.  In ’t Meers geen idee hoe men zo een brood noemt.

Na 20 km, in Boente, worden we door een vriendelijke jongedame uitgenodigd om een kapelletje ter ere van Santiago Apostol te bezoeken. We krijgen zelfs uitleg in ’t Frans ! Heel uitzonderlijk in de taalarme Spanje. Het kapelletje met een prachtig beeld van de apostel Jacobus diende vroeger als opvangtehuis voor zieke pelgrims.

We lopen daarna nog verder tot in Arzua, volgens de paaltjesplanters nog 34 km van Santiago, volgens ons roadbook nog 39 km. Vermoedelijk zal de waarheid wel ergens in het midden liggen.

Frank

Vorig Terug naar dagboek Volgend